
De botter was rond 1900 met 1020 van de circa 3000 vaartuigen het meest gebruikte vissersschip op de Zuiderzee. Het scheepstype stamt van kort na 1700 en heeft zijn oorsprong aan de Westwal. Op afbeeldingen uit die tijd zien we voor het eerst schepen met kenmerken van een botter, al verschilden ze aanzienlijk van onze huidige schepen. In schriftelijke bronnen spreekt men van een ‘botschuit of botter’. Naar we mogen aannemen is de naam afgeleid van bot, de voornaamste vissoort waarop werd gevist.